-
1 opleggen
2 [opslaan] store3 [scheepvaart] lay up4 [drukwezen] put in the/to press, print5 [op iets plaatsen] put on♦voorbeelden:regels/wetten opleggen • enforce/impose/lay down rules/lawszijn wil opleggen aan • impose one's will oniemand iets opleggen • impose something on someone5 een zadel opleggen • put on a saddle, saddle -
2 opdringen
1 [naar voren dringen] push/press forward; press/push on 〈 verder〉♦voorbeelden:de geallieerden drongen op naar Arnhem • the Allied Forces pressed/pushed on to ArnhemII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opleggen] force/press (on/upon) ⇒ 〈raad/mening ook〉 intrude/impose (on/upon)♦voorbeelden:1 iemand een drankje opdringen • press/urge a drink on someoneiemand zijn overtuiging opdringen • impose/urge one's conviction (up)on someonedat werd ons opgedrongen • that was forced on usIII 〈wederkerend werkwoord; zich opdringen〉1 [met betrekking tot gedachten] force oneself (on) ⇒ urge/obtrude oneself (on/upon)2 [met betrekking tot personen] force oneself (on/upon) ⇒ impose oneself/one's company (on/upon)♦voorbeelden:1 de vergelijking met zijn vader dringt zich aan ons op • a comparison with his father forces itself upon ushij heeft zich aan haar opgedrongen • he imposed himself (up)on her -
3 doordrijven
♦voorbeelden:iets te ver doordrijven • carry things too far1 [doorzeuren] nag♦voorbeelden:1 je moet niet zo doordrijven • stop nagging! -
4 een avondklok instellen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een avondklok instellen
-
5 heffen
♦voorbeelden:1 de armen/handen ten hemel heffen • throw up one's arms/handshet glas heffen • raise one's glass (to), drink (to)de vuisten heffen • raise one's fists2 belasting/schoolgeld/boete/rente heffen • levy taxes/charge school fees/impose a fine/charge interest -
6 belasten
v. load, burden; assign, entrust; tax, impose a tariff -
7 doordrukken
v. force, impose -
8 dwingen
v. force, compel, impose, oblige -
9 forceren
v. force, compel, impose; strain, stretch -
10 opdringen
v. press, intrude, obtrude, protrude, throng, impose -
11 opleggen
v. lay on, lay, impose, inflict -
12 opmaken
v. dress, make up, make out, garnish, edit, execute, set, conclude, formalize, waste, depauperate, impose -
13 teleurstellen
v. disappoint, fail, falsify, frustrate, deceive, impose oneself -
14 veraccijnzen
v. impose an excise tax -
15 opleggen
• cleardown• to impose• to place on• to support -
16 geboden
-
17 hij heeft zich aan haar opgedrongen
hij heeft zich aan haar opgedrongenDeens-Russisch woordenboek > hij heeft zich aan haar opgedrongen
-
18 hij mag er zijn
hij mag er zijn————————hij mag er zijn -
19 opdringen
1 [naar voren dringen] s'avancer♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [opleggen] imposer (qc. à qn.)♦voorbeelden:1 eten opdringen • insister pour qu'on mange (qc.)III 〈wederkerend werkwoord; zich opdringen〉1 [m.b.t. personen, gedachten] s'imposer (à qn.)♦voorbeelden: -
20 voorzichtigheid is geboden
voorzichtigheid is geboden————————voorzichtigheid is geboden
См. также в других словарях:
imposé — imposé, ée [ ɛ̃poze ] adj. et n. • de imposer 1 ♦ Obligatoire. Figures imposées en patinage artistique (opposé à libre) . Prix imposé, qui doit être observé strictement. 2 ♦ Soumis à l impôt. Bénéfices imposés. Capital, revenu imposé. Personnes… … Encyclopédie Universelle
Impose Magazine — is an independently run media organization based in Brooklyn, New York founded in 2002 by Derek Evers [http://www.imposemagazine.com/?page id=27] . Eschewing mainstream media and music industry practices, it instead embraces a DIY ethic that… … Wikipedia
impose — im‧pose [ɪmˈpəʊz ǁ ˈpoʊz] verb impose a ban/tax/fine etc to officially order that something should be forbidden, taxed etc: • The city council can not impose a utility tax without voter approval. • The US Commerce Department threatened to… … Financial and business terms
imposé — imposé, ée (in pô zé, zée) part. passé d imposer. 1° Mis dessus. Les mains imposées par l évêque. 2° Les noms imposés par Adam aux animaux. 3° Soumis à un tribut. Être imposé à tant. Substantivement. Les plus imposés de la commune.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Impose — Im*pose , v. t. [imp. & p. p. {Imposed}; p. pr. & vb. n. {Imposing}.] [F. imposer; pref. im in + poser to place. See {Pose}, v. t.] 1. To lay on; to set or place; to put; to deposit. [1913 Webster] Cakes of salt and barley [she] did impose Within … The Collaborative International Dictionary of English
impose — I (enforce) verb bid, bind, burden, charge, coerce, command, compel, conscript, constrain, decree, demand, dictate, direct, drive, enact, encumber, enjoin, exact, execute, extort, force upon, impel, imponere, iniungere, insist upon, lay upon,… … Law dictionary
imposé — Imposé, [impos]ée. part. Joug, tribut imposé. taxe imposée. taille imposée. un homme imposé à la taille. nom imposé. penitence imposée … Dictionnaire de l'Académie française
impose — [im pōz′] vt. imposed, imposing [Fr, altered by assoc. with poser (see POSE1) < L imponere, to place upon < in , on + ponere: see POSITION] 1. to place or set (a burden, tax, fine, etc. on or upon) as by authority 2. to force (oneself, one… … English World dictionary
Impose — Im*pose , v. i. To practice tricks or deception. [1913 Webster] {To impose on} or {To impose upon}, (a) to pass or put a trick on; to delude; to cheat; to defraud. He imposes on himself, and mistakes words for things. Locke. (b) to place an… … The Collaborative International Dictionary of English
impose — ► VERB 1) force to be accepted, undertaken, or complied with. 2) (often impose on) take unfair advantage of someone. ORIGIN French imposer, from Latin imponere inflict, deceive … English terms dictionary
Impose — Im*pose , n. A command; injunction. [Obs.] Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English